De F.C. Dondersstraat
De F.C. Dondersstraat is een statige straat aan de rand van de stad. In principe is het een rijtjeswoningstraat, maar die rijtjeswoningen zijn hier dan rijtjesherenhuizen. En dat verleent de straat toch iets statigs. Net zoals de bomen die er staan, die geven ook net dat beetje cachet. Het is een straat waar je achterover kunt leunen en kunt terugkijken.
Het is een straat waar een verwarde professor zou kunnen wonen. Een niet- onvriendelijke man op leeftijd die zijn leven in dienst van de Toegepaste Technische Filosofie heeft geleefd en die nu alleen en teruggetrokken woont op de onderste twee etages van een huis halverwege de straat. Er is zeker wel liefde geweest in zijn leven, maar zijn vrouw is jong gestorven en hun enige kind, een zoon, is dusdanig van hem vervreemd dat hij niet zeker weet of je nog van liefde kan spreken. Niet dat je als Toegepast Technisch Filosoof eigenlijk ooit iets zeker kan weten natuurlijk. Zeker niet over iets subjectiefs als de liefde.
Hij denkt nog weleens aan zijn zoon. Aan de leuke knul die hij eigenlijk was. Hij probeert dat niet te veel te doen, want hij wordt er altijd onrustig van. Dan is hij soms dagen van z’n stuk. En die vertraging kan hij natuurlijk niet gebruiken bij het voltooien van zijn Project. Emoties vertragen altijd het proces, is zijn ervaring. Dat heeft hij z’n zoon ook uitgelegd na de begrafenis van zijn vrouw. De jongen had thuis na de dienst tegen hem staan huilen en schreeuwen. Hoe hij het zover had laten komen, waarom hij niet eerder ingegrepen had, waarom huilde hij niet? Maar hoe had hij de jongen kunnen vertellen van de grote afschuwelijke leegte? De totale eenzaamheid. Het onvermogen. Dus zei hij niets. De jongen raasde en huilde en tierde en hij stond daar maar, totdat de jongen wegging. Zijn zoon.
De professor kijkt om zich heen. Hij zit in zijn woonkamer maar ziet niets. De hele benedenetage is volgestouwd met oude kranten, paperassen, papieren, documenten, tijdschriften, folders, boeken. Manshoog, met af en toe uitschieters naar het plafond, ligt het drukwerk daar te wachten tot het gesorteerd zal worden. Boven ligt alles wat niet papier is. Zoveel heeft hij wel gesorteerd. Hij komt niet meer boven, want alles is daar helemaal vol. Er loopt een paadje van de voordeur naar de stoel waar hij nu zit.
Hij probeert de gedachte aan zijn zoon weg te drukken, want hij heeft nog veel te doen vandaag. Hij focust zich op de spullen. Spullen kun je vertrouwen. Die worden niet ziek. Schreeuwen niet. Gaan niet weg. Die gaan hooguit stuk en dan kun je ze repareren.

Patrick Meijer is de Stadscomedian van Utrecht
Z’n ademhaling gaat net weer wat rustiger als de voordeurbel gaat. Het gezicht van zijn zoon schiet door z’n hoofd en hoopvol loopt hij naar de deur. Hij doet de voordeur open en knippert tegen het zonlicht. “Goedemorgen meneer, wij zijn van de gemeente Utrecht. We hebben daar een container neergezet en zoals we u inmiddels meerdere keren hebben laten weten is uw woning ernstig vervuild en brandgevaarlijk en gaan wij, zoals eerder aangekondigd, vandaag over tot opruiming van de woning. U heeft niets zelf uitgezocht dus wij gooien alles weg. Wilt u even aan de kant gaan alstublieft?”
De professor staat wezenloos op z’n stoep. Een stille traan glijdt over zijn wang. Dan voelt hij een hand op z’n schouder. “Papa, het is goed, kom je mee?”
De bundel Dichtbij U is nu verkrijgbaar bij uw straatnieuwsverkoper. Koop hem! Met gedichten van Ruben van Gogh, Els van Stalborch, Pauline Pisa, Peter Drehmanns, Ingmar Heytze, Fred Penninga, Jan van der Haar en Onno Kosters. Of bestel een gesigneerd exemplaar.