Door de uitbraak van het coronavirus dient iedereen zoveel mogelijk binnen te blijven. Zeker als je ziekteverschijnselen hebt. Voor daklozen is dat vaak lastig en dus zijn landelijk maatregelen getroffen. Zo ook in Utrecht, waar een monumentaal pand volledig is ingericht voor de noodopvang van mogelijk besmette daklozen. Hoewel het virus pas bij een paar daklozen is vastgesteld, houdt straatdokter Ronald Smit er rekening mee dat dat snel anders kan zijn. ‘Misschien stroomt het van de ene op de andere dag vol.’
Foto’s: Bas de Meijer
Smit opent een kamerdeur op de eerste verdieping van een statig gebouw aan de Maliebaan, aan de rand van het centrum van Utrecht. Geel laminaat, eenvoudig bed, wastafel met toiletspullen en aan de muur een televisie. ‘Om te voorkomen dat iemand die de hele dag in bed ligt zich gaat vervelen’, vertelt Smit (62), die sinds 1991 werkzaam is voor de afdeling Volksgezondheid van de gemeente Utrecht en zich inzet voor kwetsbare groepen. In totaal telt het pand vier verdiepingen en 24 kamers, sommige zelfs voorzien van balkon. Op de gangen staan koelkasten met daarop een magnetron om eenvoudige maaltijden op te warmen.
Rustig uitzieken
Voorheen werd het monumentale gebouw onder meer gebruikt als opvangplek voor vrouwen die slachtoffer waren van huiselijk geweld. Vanaf juni zou er een woongemeenschap voor jongeren van start gaan. Maar vanwege de uitbraak van het coronavirus besloot de gemeente Utrecht eind maart om het pand voorlopig te gebruiken voor daklozen die mogelijk besmet zijn met het virus. ‘We hadden een plek nodig waar mensen rustig kunnen uitzieken en waar de zorg goed is geregeld’, zegt Smit. ‘Binnen 24 uur nadat we wisten dat we dit gebouw mochten gebruiken, had het Leger des Heils alle kamers ingericht.’
Hij kan de kamers laten zien, omdat het gebouw nu leeg is. Vanochtend zwaaide Smit de voorlopig laatste dakloze uit die besmet is geweest met het coronavirus. Tien dagen lag de man op bed. Twee keer per dag werd hij door Smit en een collega onderzocht, drie keer per dag kreeg hij een maaltijd. Even geen zorgen over eten en een dak boven het hoofd, maar alle tijd en rust om goed uit te zieken in de handen van professionals. Zou het slechter gaan, dan kon hij worden overgeplaatst naar een ziekenhuis.
Zo ver kwam het niet. De patiënt knapte goed op en nadat dat was gebeurd, mocht hij weer vertrekken. ‘De man wilde eigenlijk een dag eerder weg, maar hij moest nog wat langer klachtenvrij zijn. Als iemand beter is en mag gaan, zorgen we voor een warme overdracht met de nachtopvang’, vertelt Smit. ‘Dan bellen we met de nachtopvang, vertellen dat de persoon beter is en weer van de nachtopvang gebruik kan maken.’
Verre van overspoeld
Smit is gaan zitten op een bank in de serre op de begane grond. Dit deel van het gebouw is enkel toegankelijk voor personeel, zodat het niet besmet kan raken. 24 uur per dag is er een beveiliger aanwezig en een medewerker van zorginstanties De Tussenvoorziening, Lister of het Leger des Heils. Overdag zijn er verpleegkundigen en artsen van Volksgezondheid om de patiënten te controleren en ze meten de temperatuur, bloeddruk, ademfrequentie, hartslag en zuurstofsaturatie.
Voor ze het andere gedeelte van het gebouw in gaan, doen de verpleegkundigen en artsen beschermende kleding aan en mondkapjes voor. Na het bezoek ontsmetten ze zich. De patiënten hebben een eigen ingang en trappenhuis. Mochten ze in staat zijn om hun bed te verlaten, dan kunnen ze een luchtje scheppen in de zonnige achtertuin.
Hoewel er in totaal nu plek is voor bijna dertig mensen, is de locatie in de eerste vijf weken verre van overspoeld door patiënten. ‘In totaal hebben we hier maar vijf mensen opgevangen en daarvan bleken er twee besmet te zijn, die allebei goed zijn hersteld.’
Smit heeft nauw contact met diverse dag- en nachtopvang locaties in de stad. Meldt zich daar iemand met ziekteklachten, dan gaan Smit en zijn collega Rob Lichtveld naar de plek toe en doen onderzoek. Als zij denken dat iemand weleens besmet kan zijn met het virus, nemen ze een keel- en neusuitstrijkje af. Uiterlijk 48 uur later weten ze de uitslag. In de tussentijd verblijft de persoon in isolatie bij de reguliere opvang, maar als de mogelijkheden daar beperkt zijn biedt de noodopvanglocatie uitkomst.
Gezondheid is een luxe
Het valt Smit mee dat er nog maar zo weinig daklozen een besmetting lijken te hebben opgelopen. ‘Mensen die op straat leven, hebben een kwetsbare gezondheid en gaan gemiddeld vijftien jaar eerder dood dan andere mensen. Wel is het zo dat ze altijd al afstand van anderen houden, omdat ze heel bang zijn om ziek te worden.’
Volgens Smit kan het ook zo zijn dat meer daklozen zijn besmet, maar dat zij zich simpelweg niet melden als ze klachten hebben. ‘Voor hen is gezondheid een luxe. Ze lopen net zo lang door totdat ze neervallen. Dat betekent misschien wel dat ze het veel meer bagatelliseren en de problemen onderdrukken. Maar misschien zijn de klachten die zij hebben milder. Amsterdam heeft nog maar zestien daklozen in isolatie gezet en in heel Nederland zijn er slechts twee daklozen opgenomen op een intensive care.’
Toch is Smit er niet gerust op en houdt hij rekening met alle scenario’s. ‘Er wordt wel gezegd dat de piek is geweest, maar het aantal besmettingen kan natuurlijk altijd weer toenemen. In Utrecht zijn ongeveer duizend daklozen waarvan er momenteel zo’n driehonderd worden opgevangen. De rest verblijft her en der en veel slapen er buiten. Die mensen komen overal. Voorlopig loopt het hier gesmeerd, maar we zijn er nog lang niet. Het kan zijn dat het met een sisser afloopt, maar misschien stroomt dit gebouw van de ene op de andere dag vol. Met dat laatste scenario moeten we rekening houden. Eventueel zouden in sommige kamers meer mensen kunnen verblijven en ook beneden in de grote kelder is ruimte. We zijn er in ieder geval op voorbereid en kunnen ieder moment opschalen.’
‘Onze manier is attenter en persoonlijker’
Momenteel telt heel Nederland zo’n veertigduizend daklozen. Tien jaar geleden was dat ruim de helft minder. Ronald Smit vreest dat er door de coronacrisis daklozen zullen bijkomen. Volgens hem is Nederland niet goed voorbereid op nog meer daklozen. ‘Maar welk land is daar wel klaar voor?’, zegt hij. ‘Al langere tijd roepen mijn collega straatdokters en ik dat we iedereen een dak en goede zorg moeten kunnen bieden. Helaas lopen we al jaren achter de feiten aan wat betreft de woningbouw en de doorstroom. Ik werk dertig jaar met deze mensen en al die jaren maak ik me zorgen.’
In Utrecht is de noodopvang voor daklozen die mogelijk besmet zijn met het coronavirus anders geregeld dan in andere steden. Zo zijn in Amsterdam sporthallen ingericht voor daklozen en zijn in Den Haag op het parkeerterrein van het stadion van ADO Den Haag portocabins geplaatst, een soort bouwketen. Smit: ‘Dat vind ik geen ideale situatie. Nood breekt wet natuurlijk, maar onze manier is attenter en persoonlijker. Mensen hebben een eigen kamer, eigen douche en krijgen drie maaltijden per dag. Als je ziek bent, is het goed om gericht aandacht te kunnen krijgen.’